max arian

Biografie Max Arian

Max Arian (1940) studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en werd daarna journalist. Hij was redacteur Cultuur en Buitenland van het weekblad De Groene Amsterdammer, waarin hij vooral schreef en schrijft over vernieuwend toneel en muziektheater. Als middelbare scholier genoot hij, zoals veel scholieren in die tijd, veel en vaak van de tentoonstellingen die Sandberg organiseerde in het Stedelijk Museum. Een opdracht voor het schrijven van een biografie over Wil Sandberg kreeg hij oorspronkelijk van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst.

Artikel  over de onderduik op de site van Andere tijden:

De onderduik van Max Arian

Max Arian was pas drie jaar oud toen hij gescheiden van zijn ouders moest onderduiken. Zijn vader had zich al in 1941 tegen de Duitsers verzet en was 1,5 jaar daarvoor uit het leven van Max verdwenen. Na de oorlog zou hij niet meer terugkomen. Vermoord in Auschwitz, zoals hij pas veel later begreep. De moeder van Max overleefde de oorlog wel. Samen met haar zoon en haar moeder, Max’ oma, slaagde zij er in opnieuw een leven op te bouwen.
De crèche
De moeder van Max werd opgepakt en kwam in 1943 in de Hollandsche Schouwburg terecht. De beruchte deportatieplaats, van waaruit in 1942 en 1943 vele joden werden weggevoerd naar kampen. Kinderen konden naar de crèche die tegenover de Schouwburg lag. Vandaar gingen ze met hun ouders op transport naar de dood. Maar deze crèche werd ook de plek waarvandaan honderden kinderen werden gered. De driejarige Max werd er door zijn oom speciaal heen gebracht om hem zo te laten onderduiken. Max: “Een meisje in een verpleegstersuniform heeft me weggebracht naar Limburg. Samen met een stel andere kinderen, geloof ik, in elk geval was het met de trein. In het zuiden ben ik zo de oorlog doorgekomen. Pas later heb ik begrepen dat daar een hele organisatie voor nodig is geweest. De NV-groep heette de groep die mij heeft gered. Piet Meerburg, die net op 90-jarige leeftijd is gestorven, had ook zo’n groep. Geweldige mensen.”
Uiteindelijk werd ook Max’ moeder gered door het joodse verzet. Zij zat al in de trein, maar op de Rietlanden werd zij daar uit weggesmokkeld. Ook zij kon daardoor onderduiken in Limburg. “Wij wisten van elkaar niet waar we zaten. Er werd wel gezegd dat mijn moeder nog leefde. Mijn pleegmoeder heeft een brief naar haar geschreven. Daarin zei ze dat ik ontzettend van vlaai hield. Toen wist mijn moeder dat ik ook in Limburg zat.”

Levende pop
Max had het goed in de provincie waarin iedereen zo vreemd met een ‘zachte g’ sprak. “Ik had heel erg lieve en verstandige pleegouders. Ik mocht mijn eigen naam houden, ik zei oom en tante tegen ze, niet vader en moeder en ze hebben nooit geprobeerd me katholiek te maken. Zelf hadden ze al twee kinderen. Die waren erg blij dat ik kwam. Mijn pleegbroer Eddy had al eens tegen zijn ouders gezegd: ‘Kunnen jullie niet nog een baby’tje nemen?’ En mijn pleegzusje Fien vond het enig. Ze had een levende pop erbij. Ons contact is nog altijd heel warm.”
“Ik kan me niet herinneren dat ik mijn moeder heb gemist. Ik heb ook niet gehuild. Onbewust voelen kinderen denk ik ook dat ze niet mogen huilen. Sommige verzetsmensen waren wel eens verbaasd dat we allemaal zo stil waren. Maar het was natuurlijk ook van levensbelang om zo weinig mogelijk geluid te maken.”

Hemel
“Er is nooit tegen mij gezegd dat ik uit logeren ging toen ik opeens naar een vreemde familie moest. In elk geval vertelde mijn oom me toen hij me wegbracht dat er iets ergs aan de hand was, iets dat te maken had met de dood. Daardoor raakte mijn herinnering aan de gevel van de Schouwburg gekoppeld aan zoiets als de hemel. En van buiten leek het ook wel een beetje op de hemel, met van die zuilen, zoals ik dat bij mijn pleegouders zag op katholieke schilderijen. Joden kennen geloof ik zo’n beeld van de hemel helemaal niet.”
In september 1944 werd het zuidelijk deel van Limburg bevrijd en had Max meer bewegingsvrijheid. Hij kon buiten spelen. Zijn moeder zat nog in bezet gebied en was pas op 5 mei 1945 vrij. “Mijn moeder zat ondergedoken bij een verzetsman. Hij had contact met iemand in Heerlen. Die had een lijstje met onderduikkinderen en adressen. Daags na de bevrijding had mijn moeder me dankzij die lijst al gevonden.”

Na de oorlog
“Op een dag was ik buiten aan het spelen. Een vreemde dame kwam naar mij toe. Ze vroeg hoe ik heette en waar ik woonde. ‘Max, ´ zei ik. Zij wilde met me mee naar mijn pleegouders. `Moet ik eerst even mijn spulletjes opruimen,’ zei ik tegen haar en ik verzamelde mijn schepje en m’n emmertje.”
“Vanuit het bovenraam zag mijn pleegvader hoe mijn moeder tussen alle kinderen mij er direct uitpikte. En hij zag hoe we op elkaar leken. Hoewel ze altijd hadden gezegd dat ze me niet zomaar zouden weggeven, mocht mijn moeder me toch meteen meenemen. Ze konden ook haar gevoel heel goed begrijpen. Bij het weggaan hebben mijn pleegouders gevraagd: ‘Komen jullie snel weer logeren?’ Dat was heel belangrijk. Dat ze ‘jullie’ zeiden. Ze sloten mijn moeder niet uit. Ook tussen haar en mij pleegouders is ook altijd een hele hechte band blijven bestaan.”

Hoe verder?
Max werd een geëngageerd journalist. Voor De Groene Amsterdammer schreef hij vele stukken, vooral over culturele onderwerpen. Inmiddels is hij gepensioneerd en werkt aan een biografie over de revolutionaire museumman Wil Sandberg. Zijn vrije tijd besteedt hij vooral aan zijn kleinkinderen. “Dat is heel bijzonder. Mijn kleinkinderen hebben een opa, zoals ik nooit heb gehad. De familie groeit weer. En dat vinden we heerlijk.”

De webstie van Andere Tijden: http://geschiedenis.vpro.nl/

Het artikel over Max Arian:
http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/43357860/items/43385122/